Hoe werkt een telescoop?

 

Een eenvoudige telescoop bestaat uit 2 bolle lenzen. De lens die je bij je oog houdt, heet het oculair en de andere lens heet het objectief. 

Met een telescoop kun je planeten en de maan vergroten. Sterren kun je niet vergroten, want je blijft puntjes zien.  

De werking van de telescoop is als volgt; je pupil wordt als het ware uitvergroot tot de grote van het objectief. Daardoor komt er veel meer licht binnen en zie je ook zwakkere sterren. 

Dus het licht dat op het objectief valt wordt in een klein punt samengebundeld. Hierdoor ontstaat een beeld dat je vervolgens met het oculair bekijkt. Het oculair werkt hier dus als een loep.

De vergroting van de telescoop vind je door de brandpuntsafstand van het objectief te delen door de brandpuntsafstand van het oculair.

Een verrekijker is wat de bouw betreft ook een telescoop. Er staan vaak getallen op, bijvoorbeeld 

40 x 6. 40 geeft hier de diameter van het objectief aan in mm. Het tweede getal, de 6 in dit geval, geeft de vergroting aan.